Leg uit waar het eerste model van geluk van Martha Nussbaum voor staat. Verwerk in je antwoord haar idee van het onaantrekkelijke van het onsterfelijke/Goddelijke en de noodzaak van (de beperking/begrenzing door) vorm.
Het tweede model van geluk vertrekt net als het eerste model van geluk vanuit het idee van een begrenzende vorm, maar slaat vervolgens een andere weg in. Leg deze weg uit.
Reflecteer op een eigen voorbeeld vanuit deze twee modellen van geluk.
Waarom is een volledig narcistisch en zinloos leven voor de mens niet mogelijk? Welke rol speelt het streven naar de held hierin?
Zijn mensen religieuze wezen die altijd streven naar iets hogers; een bovenpersoonlijke waarde?
Reflecteer op jouw schoolprestaties en verwerk hierin de attributietheorie enerzijds en het toeschrijven van succes aan de omgeving en het falen aan jezelf anderzijds. Hoe ga jij om met/hoe denk jij over successen?