Scepticisme – par. 3.2 – vragen
1. Definieer het begrip fallibilisme.
a. Leg uit waarom het fallibilisme kritisch is ten opzichte van het foundationalisme.
b. Waarheid kunnen we definiëren aan de hand van de correspondentie – en de coherentietheorie. Waarheid correspondeert met de feiten of is coherent met een bepaalde theorie/denksysteem. Pragmatisten kijken vooral naar het maatschappelijke nut. Ze gaan om met de dingen om hen heen.
Leg uit wat het verband is tussen fallibilisme en pragmatisme.
2. Peirce
a. Peirce maakt een onderscheid tussen levende twijfel en kunstmatige twijfel.
Kunstmatige twijfel verbindt hij aan Descartes en zijn twijfelexperiment. Op grond waarop zijn de vragen naar waarheid op grond van de door Peirce benoemde kunstmatige twijfel bij Descartes (Cartesiaanse twijfel) geen relevante vragen als het gaat om het zoeken naar waarheid? Leg in je antwoord uit wat het verschil is tussen kunstmatige en levende twijfel.
b. Een scepticus eist twee belangrijke punten:
i. Zekerheidseis: absolute zekerheid over wat men als absoluut waar beschouwt.
ii. Onfeilbaarheidseis: absolute zekerheid over het feit dat mensen zich niet kunnen vergissen.
3. Peirce heeft geen moeite met de feilbaarheid (het feit dat mensen zich kunnen vergissen) van de menselijke zekerheidsverschaffing. Leg uit waarom Peirce daar geen moeite mee heeft als pragmaticus/fallibilist.
4. Bekijk de film Rear Window van Alfred Hitchcock. Geef een kritiek op deze film vanuit de onfeilbaarheidseis.