Filosofen zijn geen epidemiologen
Filosofen zijn geen epidemiologen
Coronafilosofen Zonder gêne laten filosofen zich uit over feitelijke wetenschap, om daarna gretig op de stoel van beleidsmakers plaats te nemen, ziet Menno Lievers.
Sinds een jaar geleden de corona-epidemie de aarde overspoelde, staan er filosofen op om te verkondigen dat de mensheid deze ellende over zichzelf heeft afgeroepen. De bestrijding van de infectieziekte door de overheid met maatregelen als een lockdown, een avondklok en vaccinatie wordt door hen gezien als een vorm van „fascisme”, aldus voormalig Denker des Vaderlands René ten Bos in Trouw, waarmee de staat en de technocratie hun invloed uitbreiden, zodat er een „intensieve menshouderij” ontstaat, meent Ad Verbrugge in NRC.
Menno Lievers is universitair docent theoretische filosofie aan de Universiteit Utrecht.
De filosofen lijken het erover eens te zijn dat we door de technologische vooruitgang te oud worden; we moeten daarom bereid zijn ouderen op te offeren aan het virus. Ze beweren dit met een aplomb en zelfverzekerdheid die je doet afvragen: wie denken ze wel dat ze zijn?
Nu is de ogenschijnlijk eenvoudige vraag wat filosofie is, een van de moeilijkste die je een filosoof kunt stellen. Makkelijker is te zeggen wat zij niet is: filosofie is in elk geval geen empirische wetenschap.
Dat betekent dat een filosoof geen empirische uitspraken moet doen over de werkelijkheid, want die berusten op onderzoek en dat moet je aan de wetenschap overlaten. Filosofen staan aan de zijlijn om kritische vragen te stellen als: is het waar wat je zegt? Wat is daarvoor het bewijs?
Wezensvreemd
De bescheidenheid die daarbij past, is de filosofen die over de corona-epidemie worden geïnterviewd echter wezensvreemd. Ad Verbugge is misschien terecht verontwaardigd dat er in zijn interview met NRC (28/2) al dan niet twijfelachtige uitspraken over de vitaliteit van het menselijk immuunsysteem zijn geschrapt, het kolderieke is natuurlijk dat hij überhaupt dergelijke uitspraken doet.
Ook Marli Huijer, eveneens voormalig Denker des Vaderlands, begeeft zich in de Volkskrant zonder schroom op het terrein van de empirische wetenschappen. Misschien omdat ze arts is, maar dat verschaft haar toch niet de autoriteit om generaliserende uitspraken te doen over de biologie als: „Virussen beïnvloeden de samenhang en relaties tussen de verschillende menselijke en niet-menselijke soorten die de aarde bevolken. Wanneer één soort, in dit geval de menselijke, zich onevenredig veel toeëigent ten koste van andere soorten, ondergaat het ecosysteem veranderingen die op de soort kunnen terugslaan”.
Net als René ten Bos in zijn boek De coronastorm. Hoe een virus ons verstand wegvaagde rechtvaardigt Ad Verbrugge zijn uitspraken op LinkedIn met een wetenschapsfilosofische bêtise: „Waar het gaat om recent onderzoek is binnen de empirische wetenschap hooguit een bepaalde mate van zekerheid bereikbaar op basis van voorlopige onderzoeksresultaten.” Dat de wetenschap zichzelf voortdurend corrigeert en de ultieme waarheid niet in pacht heeft, geeft je nog geen vrijbrief om dan maar zelf, zonder enig onderzoek, een slag in de lucht te slaan, omdat je ergens wat hebt gelezen.Lees ookDit interview met Boudewijn Chabot: ‘Het wordt tijd dat de ouderen zich gaan opofferen voor de jongeren’
Zeepbellen in de humanioria
„Nergens wreekt het feit dat naast de exacte wetenschappen ook de geesteswetenschappen als wetenschappen worden beschouwd zich zo meedogenloos als in de cultuurfilosofie”, sprak W. F. Hermans in 1967 tijdens een lezing.
In de exacte wetenschap is er een duidelijke norm die ware van onware uitspraken onderscheidt, namelijk de werkelijkheid. In de cultuurfilosofie is die er niet, wat verklaart waarom ze in de humanioria zeepbellen aan het blazen zijn, die barsten zodra de subsidie van NWO is opgesoupeerd. Critici van de coronamaatregelen werpen één grote onheilspellende wolk op, waarin verwijten van bureaucratie, angst voor technologische ontwikkelingen, maatschappijkritiek en wantrouwen in de wetenschap op elkaar worden gestapeld. De analyse voltrekt zich vervolgens met de onafwendbaarheid van een natuurramp: in ‘collectieve verdwazing’ lopen we achter de leider aan en Nederland verandert in een ‘fascistische staat met avondklok’.
Opvallend is ook de gretigheid waarmee filosofen op de stoel van beleidsmakers plaatsnemen. Waar je zou verwachten dat hun kritiek op de technocratische gezondheidszorg gebaseerd is op mededogen voor de zwakkeren in onze samenleving, stellen deze filosoof-koningen een hardvochtig beleid voor waarin ouderen worden geofferd voor het welzijn van jongeren.
Ethica Heleen Dupuis, in NRC: „Je moet kunnen zeggen: we accepteren een aantal doden in de groep ouderen om de jongeren meer ruimte te geven.” Ad Verbrugge: „[…], mochten er extra overlijdens zijn, dan zullen we dat moeten accepteren”. Marli Huijer: „Wat heb je aan tien jaar erbij als je oud en eenzaam zit opgesloten in je huis? Het zou er ook om moeten gaan wat een goed leven is.”
Dit zijn wél filosofische beweringen, dus je zou verwachten dat ze de conclusie zijn van een betoog. In plaats daarvan worden ze gepresenteerd als inzichten die we op autoriteit van de filosoof moeten aanvaarden. Maar zonder sluitende rechtvaardiging zijn dit niet meer dan meningen die van de kansel worden verkondigd.
PRAAT MEE MET NRC
Onderaan dit artikel kunnen abonnees reageren. Hier leest u meer over reageren op NRC.nl .
Losse flodders
Dat is misschien nog wel het stuitendste aan de publieke optredens van deze coronafilosofen: ze laten zich zonder gêne uit over feitelijke wetenschap, maar als ze zich op hun begripsmatige vakgebied begeven, schieten ze eveneens met losse flodders. Het is gewoon heel slechte filosofie.
De (nog onbekende) nieuwe Denker des Vaderlands meent daarom terecht dat deze filosofen meer terughoudendheid zou passen, zo zegt hij of zij in de Volkskrant. Maar hij of zij vindt desondanks dat filosofie „een voortdurende oefening in maatschappelijke en culturele zelfkennis [is] en bovendien het slechte geweten [moet] zijn van haar eigen tijd en samenleving. […] Een Denker des Vaderlands moet tegenstrijdige en complexe emoties, ervaringen en opinies wegen en duiden.” Het is alsof deze denker meent dat ons tijdsgewricht een tekst is die we moeten lezen, maar „de tijd kan geen tekens geven”, aldus Hermans in zijn gelijknamige lezing uit 1967.
Met deze zelfbeschrijving geeft de nieuwe Denker des Vaderlands precies aan waarom de coronafilosofen zoveel aandacht krijgen in Nederland. Zelfkennis, duiden, wikken en wegen – het zijn taken voor de zieners en de dominees onder ons. Blijkbaar is daar behoefte aan in Nederland. Maar met filosofie heeft het niets te maken.