Kenleer – Achterdocht
Achterdocht is niet hetzelfde als scepsis
Elke woensdag bespreekt Rob Wijnberg een filosofisch dilemma naar aanleiding van een actuele gebeurtenis.
Vandaag: de betekenis van het woord scepticus.
‘Climategate’. ‘Glaciergate’. ‘Himalaya-gate’. Wie de afgelopen tijd de kranten erop nasloeg, kreeg de indruk dat de klimaatwetenschap aan list en bedrog ten onder was gegaan. Zo waren er, vlak voor de klimaatconferentie in Kopenhagen, e-mails uitgelekt waaruit zou blijken dat klimaatwetenschappers goochelden met cijfers om bewijzen tegen klimaatverandering te verdoezelen. Ook zouden ze zich laatdunkend hebben uitgelaten over hun critici. Nader onderzoek wees uit dat niets in de e- mails kon worden opgevat als een ontkrachting van de stelling dat de aarde opwarmt, maar het wantrouwen was wel gewekt.
Niet lang daarna werden er in een rapport van de IPCC, het klimaatpanel van de Verenigde Naties, enkele domme fouten ontdekt. Zo werd gesteld dat de gletsjers in de Himalaya in 2035 zouden zijn gesmolten. Dat bleek een onjuiste en overdreven voorspelling, ontleend aan een onderzoek van het Wereld Natuur Fonds – dat zich weer baseerde op uitspraken in een populair-wetenschappelijk tijdschrift. Het jaartal zou bewust in het rapport zijn opgenomen om de politieke druk op wereldleiders op te voeren.
Critici noemden het rapport bovendien wetenschappelijk onverantwoord, omdat sommige passages gebaseerd waren op een afstudeerscriptie en een artikel in een bergbeklimmerstijdschrift. ‘Scriptie student blijkt basis klimaatrapport’, kopte De Telegraaf dan ook op alarmerende toon. Dat bleek een schromelijke overdrijving, want het betrof slechts een heel klein fragment, waarvoor de gewraakte bronnen niet eens zo onbetrouwbaar waren als werd gesuggereerd. De passages gingen namelijk over het verdwijnen van klimroutes in de Himalaya. De scriptie en de getuigenverslagen uit het tijdschrift, waren slechts gebruikt om dit fenomeen te signaleren.
De incidenten doen dan ook niets af aan de wetenschappelijke consensus over klimaatverandering. Toch is het aantal zogenoemde klimaatsceptici wel sterk toegenomen. Een kwart van de Britten gelooft niet langer in klimaatverandering, blijkt uit onderzoek van de BBC. Een half jaar geleden was dat nog 15 procent. En ook in Nederland heeft de scepsis terrein gewonnen. „Ik weet niet of we ons wel zo’n zorgen moeten maken over het klimaat”, zei Tweede Kamerlid Helma Nepperus van de VVD onlangs. De PVV gaat nog verder. Die partij noemt het klimaatpanel van de VN een stel „liegende, frauderende en manipulerende boeven, oplichters en zakkenvullers” en wil dat alle onderzoeken naar klimaatverandering worden stopgezet.
Daarmee doet de partij de naam ‘scepticus’ weinig eer aan. Wie bekend is met de filosofische geschiedenis van die term, weet namelijk dat de oorspronkelijk betekenis ervan juist haaks staat op de mentaliteit die de PVV nu etaleert. De grondhouding van de eerste filosofische sceptici, beginnend bij de Griek Pyrrho van Elis (360-270 v. Chr.) en gevolgd door de Romein Sextus Empiricus (160-210), was twijfelend, maar wél onderzoekend van aard. Het Griekse werkwoord skeptomai betekende niet voor niets ‘zorgvuldig bekijken’ of ‘onderzoeken’. Volgens Sextus Empiricus waren er dan ook drie soorten filosofen: zij die stelden dat ze de waarheid kenden, zij die stelden dat de waarheid onkenbaar was en zij die naar de waarheid bleven zoeken. De laatste noemde hij sceptici.
Dat de PVV alle klimaatwetenschap categorisch afdoet als een links complot van manipulerende onderzoekers, maakt van het klimaatscepticisme dus een volslagen karikatuur. De Deense socioloog Marcello Truzzi had daar een naam voor: pseudoscepticisme. Volgens hem onderscheidde de pseudoscepticus zich van de echte scepticus door de volgende kenmerken: 1) het veelvuldige gebruik van de drogreden dat onvoldoende bewijs automatisch betekent dat een hypothese onwaar is 2) de neiging om een hypothese te ontkennen in plaats van te betwijfelen; 3) de neiging om tegenstanders te ridiculiseren in plaats van te bekritiseren en 4) de houding dat de eigen stellingname evident is en dus geen verdere onderbouwing vereist.
Aan die vier kenmerken voldoen de ‘sceptici’ van de PVV in hoge mate. Dat is jammer, want met die houding ondergraven ze juist dat bepaalde argumenten van klimaatsceptici wel degelijk waarde hebben. In het debat zijn er grofweg drie soorten serieuze sceptici te onderscheiden. De kleinste groep wordt gevormd door de zogenoemde trendsceptici. Zij betwijfelen of het klimaat op aarde inderdaad structureel warmer wordt. Hun belangrijkste argument daarvoor is het feit dat de gemiddelde temperatuur op aarde de afgelopen zeven jaar is gestagneerd of zelfs licht is gedaald, terwijl het CO2-gehalte in de atmosfeer wel onverminderd is toegenomen.
Voor deze trend had de wetenschap lange tijd geen plausibele verklaring, maar volgens recent Zwitsers onderzoek kan het worden toegedicht aan het feit dat de hoeveelheid waterdamp in de stratosfeer sinds 2000 is verminderd, waardoor een verkoelend effect op aarde is opgetreden – een gegeven dat tot nu toe nauwelijks in de klimaatmodellen was verdisconteerd. Dit geeft aan dat er vele (mogelijk onbekende) factoren van invloed zijn op de wereldwijde temperatuur – ook al twijfelt de overgrote meerderheid van de wetenschappers niet aan de opwarmende trend die al door talloze meetinstituten is waargenomen.
Een grotere groep sceptici wordt dan ook gevormd door de zogenoemde toeschrijvingssceptici. Zij erkennen wel dat de aarde warmer wordt, maar betwijfelen of die verandering (alleen) moet worden toegeschreven aan het menselijk handelen, zoals onze CO2 -uitstoot. De klimaatmodellen waarmee klimaatverandering wordt berekend houden namelijk wel rekening met meerdere complexe factoren, zoals concentraties van broeikasgassen en luchtvochtigheid, maar sommige processen – zoals de ontwikkeling van zee-ijs, wisselende zonneactiviteit en vulkaanuitbarstingen – zijn moeilijker in kaart te brengen. De invloed daarvan is dus veel minder duidelijk.
De kritiek van de toeschrijvingssceptici raakt bovendien aan een fundamenteler probleem in de wetenschap, namelijk dat causale verbanden nooit met absolute zekerheid kunnen worden vastgesteld. Deze tekortkoming, bekend als het probleem van inductie, werd ook door de Schotse scepticus David Hume (1711-1776) opgemerkt, toen hij schreef: „Er bestaan geen dingen, waarvan we slechts door analyse, zonder de toets der ervaring, kunnen vaststellen dat ze de oorzaak van iets zijn, zoals er ook geen dingen bestaan, waarvan we zeker weten dat ze niet de oorzaak van iets zijn.” Hoe uitgebreid de klimaatmodellen dus ook zijn, het blijven incomplete weergaven van de werkelijkheid: er zullen altijd known unknowns en unknown unknowns buiten beschouwing worden gelaten. Dat neemt niet weg dat onder wetenschappers nagenoeg unanimiteit bestaat over de correlatie tussen de CO2-uitstoot en klimaatsverandering.
De derde groep sceptici richt zich daarom ook niet zozeer op de oorzaken, maar vooral op de vermeende gevolgen van klimaatverandering. Deze zogenoemde impactsceptici erkennen de opwarming van de aarde en de rol van de mens daarin, maar trekken in twijfel of de consequenties ervan ook echt zo desastreus zullen zijn als wordt voorspeld. De stijgende zeespiegel door smeltende ijskappen zal bijvoorbeeld maar een beperkt gebied bedreigen, stellen zij. Ook zal er straks landbouw mogelijk zijn in gebieden waar het nu nog te koud is om voedsel te verbouwen. En ecosystemen die door de temperatuurstijging uit balans raken, blijken vrij snel weer een nieuw evenwicht te vinden.
Deze drie soorten sceptische kanttekeningen vormen een constructieve bijdrage aan het klimaatdebat, omdat ze uitdagen tot verder onderzoek – zoals de oorspronkelijke sceptici het bedoelden. Ze dwingen wetenschappers zich te blijven afvragen of hun meest basale aannames standhouden, of ze de juiste oorzakelijke verbanden hebben gelegd en of daar geloofwaardige voorspellingen aan worden verbonden.
De pseudosceptici die nu het debat overstemmen, door iedere fout als een nieuwe episode van ‘climategate’ te bestempelen, hebben daarentegen eerder het omgekeerde motief. Zij saboteren verder onderzoek liever door alle wetenschappers af te schilderen als geld verspillende leugenaars in dienst van de milieubeweging. Dat is ongeveer hetzelfde als alle klimaat-sceptici wegzetten als beroepssaboteurs in dienst van de olie-industrie.
Achterdocht heet dat, geen scepsis.
(Bron: https://www.nrc.nl/nieuws/2010/02/24/achterdocht-is-niet-hetzelfde-als-scepsis-11854824-a1167289)