Welke drie soorten scepticisme worden er onderscheiden in hoofdstuk 1 en leg ze uit?
Wat is volgens Sextus een “dogmaticus”?
Leg uit wat epochè betekent.
Leg het verband uit tussen opschorten en onverstoorbaarheid
(Waarom is voor de Pyrronist het geen kwelling om sceptisch te zijn? Gebruik in je antwoord het begrip isothenie.)
Hoe denkt de scepticus over goed en kwaad en het vellen van een oordeel?