Scepticisme – par. 4.4 – vragen
De twee eindtermen rondom paragraaf 4.4 luiden:
73. De kandidaten kunnen uitleggen hoe vanuit het denken van Edmund Husserl, Maurice Merleau-Ponty, Jean Paul Sartre en Emmanuel Levinas kritiek geleverd kan worden op de filosofische problematisering van andere geesten.
74 De kandidaten kunnen Ludwig Wittgensteins respons op het conceptueel
scepticisme weergeven aan de hand van zijn “privétaal-argument”.
- Wat is het basisargument op grond waarop men kan stellen dat het probleem van andere geesten en daarmee het conceptueel scepticisme een pseudoprobleem is?
- Waar staat het denken van Husserl voor? Waardoor wordt het probleem van andere geesten een pseudoprobleem vanuit het denken van Husserl?
- Idem voor Maurice Merleau-Ponty?
- Idem voor Sartre?
- Idem voor Levinas?
- Idem voor Wittgenstein? Leg in je antwoord uit wat Wittgenstein bedoelt met “prive taal”.