Wat maakt de mens? Inleiding + paragraaf 6.1

Een niet onderzochte les is het niet waard gegeven te worden.

Wat maakt de mens? Inleiding + paragraaf 6.1

Stel je voor dat een honkbalspeler met jarenlange ervaring op het veld zich bewust is geworden van subtiele patronen in de dynamische interactie tussen zichzelf en de bal tijdens het spel. Bespreek de relatie tussen de ervaring van de honkbalspeler en belichaamde cognitie.

a) Dynamische Interactie en Bewustzijn: Beschrijf kort hoe de ervaren honkbalspeler gevoelig is geworden voor patronen in de dynamische interactie tussen hemzelf en de bal. Wat kan deze gevoeligheid toevoegen aan zijn bewustzijn tijdens het spel?

b) Belichaamde cognitie suggereert dat cognitieve processen niet alleen plaatsvinden in de hersenen, maar ook zijn verspreid over het lichaam en de interactie met de omgeving.
Leg uit waarom er in dit scenario sprake kan zijn van belichaamde cognitie. Geef concrete voorbeelden uit het honkbalscenario om je uitleg te ondersteunen.

Voor elk antwoord, geef een korte verklaring en maak gebruik van specifieke elementen uit het scenario van de ervaren honkbalspeler om je antwoord te illustreren.

Cognitieve Ontwikkeling en Belichaamde Cognitie: Dualisme vs. Objectpermanentie

a) Objectpermanentie volgens Jean Piaget: Leg het concept van objectpermanentie uit zoals voorgesteld door Jean Piaget.

b) Dualisme in de Cognitieve Ontwikkeling: Bespreek hoe het idee van objectpermanentie van Jean Piaget in verband kan worden gebracht met dualisme in de cognitieve ontwikkeling. Wat impliceert dualisme met betrekking tot het begrip van objectpermanentie? (Denk aan het onderscheid tussen weten en handelen)

c) Belichaamde Cognitie en Bewegingsinvloed: Beschrijf kort het concept van belichaamde cognitie en hoe het betrekking heeft op het idee dat kinderen pas na 7 maanden oud leren hoe ze met hun bewegingen invloed kunnen uitoefenen op wat ze zien.

d) Praktisch Voorbeeld uit Ontwikkelingspsychologie: Geef een concreet voorbeeld uit de ontwikkelingspsychologie van kinderen tot 1 jaar waarin zowel het idee van objectpermanentie als belichaamde cognitie geïllustreerd wordt. Hoe kan een specifieke situatie aantonen dat kinderen zowel objectpermanentie begrijpen als belichaamde cognitieve vaardigheden ontwikkelen?

Voor elk antwoord, geef een korte verklaring en gebruik concrete voorbeelden om je uitleg te ondersteunen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

13 − 10 =