Wijsgerige antropologie – par. 1.2 – antwoorden (2)

Een niet onderzochte les is het niet waard gegeven te worden.

Wijsgerige antropologie – par. 1.2 – antwoorden (2)

  1. Wanneer spreken we van of over bewustzijn?

Het woord bewust komt van het inmiddels verdwenen werkwoord “bewissen”. Bewissen staat voor “weten”. Bewustzijn is een vermogen tot besef of weten. Zelfbewustzijn zou, maar daarover kunnen we eindeloos discussiëren, het vermogen kunnen zijn om besef te hebben van het zelf, van het ik, van wie ik ben.

  1. Wat wordt bedoeld met “het gesitueerde lichaam”? A. Leg uit wat gesitueerd betekent, B. Geef vervolgens antwoord op de vraag. Verwerk in je antwoord de (voortdurende) interactie tussen lichaam en omgeving. Gebruik ook het citaat “Het bewustzijn van onszelf in een omgeving komt tot stand via een lichaam dat altijd gesitueerd is”.

Heidegger spreekt over het “in-de-wereld-zijn” of het meer complexe begrip “Dasein” (er-zijn). Wellicht kunnen we dit doortrekken naar het in de wereld geworpen zijn (bij geboorte). De mens staat opeens in de wereld en beweegt zich voort in deze wereld. Heidegger staat in lijn met de fenomenoloog Husserl. De Franse filosoof Sartre zal verder gaan op de filosofie van Heidegger.
Op de Tilburg University staat het volgende: “De scheiding tussen het bewustzijn hier en de dingen en objecten daar ergens in de buitenwereld wordt opgeschort. Aanwezig zijn betekent aanwezig zijn voor het bewustzijn en het bewustzijn zelf is niet een leeg bewustzijn maar is altijd gericht op iets.”

Allereerst constateren we dat er sprake is van een scheiding tussen enerzijds het bewustzijn hier en de dingen en object daar ergens. Dit doet aan de allegorie van Plato denken en de scheiding tussen lichaam en geest.

Aanwezig zijn, Dasien, in-de-wereld-zijn, gesitueerd zijn, is niet leeg. Omdat ik aanwezig ben, is er ook bewustzijn. En bewustzijn is niet leeg, maar is zich altijd bewust van iets. Wellicht is het moeilijk iets zinnigs te zeggen als mens over de objecten die we zien omdat de ideeën nimmer perfect aansluiten bij de werkelijkheid van de objecten buiten ons. Echter, een ding is zeker. Het is moeilijk iets zinnigs te zeggen over iets zoals een object of een fenomeen, maar zeker is dat er iets is waarover we iets zinnigs proberen te zeggen. Met andere woorden: bewustzijn is altijd gericht op iets. Dit iets kan een een concreet object zijn, maar ook iets waarvan de geest denkt dat het werkelijk bestaat. In dit laatste geval spreken we van fenomenen. Geestelijke voorstellingen van dingen waarvan we vanuit gaan dat ze ook bestaan.

De interactie tussen lichaam en omgeving is het gevolg van het aanwezig of gesitueerd zijn in de wereld. Het lichaam is aanwezig en richt zich op (alle objecten/fenomen in/van) de omgeving/de wereld.

  1. Wat is het verschil tussen de ervaring van het leven en “de koelte van het papier” (citaat uit het tekstboek)?

De koelte van het papier kan in deze context begrepen worden als het idee dat als zodanig opgeschreven is en vaststaat. Maar in lijn met Merleau-Ponty omvat het gesitueerd zijn in de wereld meer dan het opschrijven van ideeën (inclusief tekstboeken, wiskundige formules, etc) over deze wereld. Het lichaam in de wereld begeeft zich in een stroom zoals Heraclitus zou zeggen (Alles stroomt -> Pantha Rhei). En in deze stroom begeeft het lichaam zich hier en nu en aan de andere kant positioneert het lichaam zich ten opzichte van de wereld. En in deze twee posities moet het bewustzijn voortdurend bewegen. De koelte van het papier kent geen beweging.

  1. Wat is het nadeel van de “gebondenheid van het lichaam” (citaat uit het tekstboek)? Waaraan is het lichaam gebonden?

Het lichaam in-de-wereld is gebonden aan de wereld. Het komt er simpelweg op neer. Dat bij Plato de mens ideeën kon ontwikkelen over de wereld en gebieden waar we nog nooit zijn geweest. Maar wanneer het lichaam gebonden is aan de wereld, dan is het niet gebonden aan de wereld die we alleen maar kennen via onze ideeën/fantasieën. Het lichaam is dan gebonden aan de directe wereld om zich heen. Het nadeel is dat je dus nooit weet of er iets bestaat buiten de wereld om je heen. De wereld wordt daarmee erg klein.

  1. Omschrijf de strijd tussen het Cartesiaanse dualisme enerzijds en de fenomenologie van Merleau-Ponty anderzijds. (Cartesiaans verwijst naar Descartes). Hier mag je best uitgebreid de tijd nemen. Dit is een van de meest wezenlijke debatten in de hedendaagse Westerse (en in zekere zin ook Oosterse) filosofie.

Merleau-Ponty doorbreekt het dualisme van Descartes en Plato. Het lichaam is een lichaam in de wereld en daarmee een onderdeel van de wereld waarmee het volledig vervlochten is. De ideeën zijn hoogstens het product van het in de wereld zijn. En hoe kleiner of groter de werkelijke wereld waarin het lichaam zich bevindt, hoe rijker wellicht de ideeën of fenomenen in de geest.

Descartes en Plato zagen een duidelijk onderscheid tussen lichaam en geest. En ze vertrokken vanuit het religieuze idee van de geest waarin ook het goddelijke verborgen lag. Merleau-Ponty vertrekt niet vanuit een scheiding van lichaam en geest, maar vanuit een scheiding tussen de omgeving/wereld en het lichaam.

  1. Waaruit bestaat volgens Bruno Latour “de grote kloof” typerend voor de filosofische stroming van de fenomenologie?

Latour vindt de scheiding tussen a. lichaam en geest, b. omgeving en lichaam, een idee-fixe… een verzinsel. Latour stelt dat de mens geen scheiding in zich draagt tussen lichaam en geest of omgeving en lichaam, maar dat de mens een “mengel” is van lichaam en geest, lichaam of omgeving -> een cyborg of hybride wezen. Echter, ik zou zeggen dat voor een dergelijk idee er toch een geest nodig is om dit idee te opperen.

  1. Wat betekent het begrip “hybride”?

Hybride komt van de bastaardsoort: van twee verschillende planten of dieren afstammende en verder redenerend van het vermengen van elementen. Hier gaat het om dat in de mens het lichaam en de geest of het lichaam en de omgeving samenkomen. De mens als bastaard :).

  1. Wat betekent het begrip “cyborg”?

Cyborg komt van twee begrippen: cybernetisch en organisme. De cyborg is enerzijds een machine (cybernetisch) en anderzijds een organisme. Hierbij gaat het om de mens als bastaardsoort. De mens bouwt technologie en deze technologie heeft weer invloed op de mens. De mens is niet alleen een organisme maar wordt voor een groot deel ook bepaald door alle technologieën die het gebruikt.

  1. Waar staat het begrip “symmetrische antropologie” bij Latour voor? Hoe lost Latour het dualisme op zijn manier op? Leg tevens uit waardoor de mens ook als hybride of cyborg begrepen kan worden.

De mens is niets anders dan een ding.

 

Opmerking: Bekijk ook eens het filmpje over existentialisme! Het gaat over het idee dat het in-de-wereld-zijn, het existeren in de wereld, vooraf gaat aan de essentie van de wereld. Een essentie wordt opgelegd door de ideeën. Vooraf aan de ideeën gaat het begeven in de wereld van waaruit de mens ideeën vormt. Dit is ter verdieping van het onderwerp!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

18 − twaalf =