Wijsgerige antropologie – par. 1.2 – vragen (2)

Een niet onderzochte les is het niet waard gegeven te worden.

Wijsgerige antropologie – par. 1.2 – vragen (2)

  1. Wanneer spreken we van of over bewustzijn?
  2. Wat wordt bedoeld met “het gesitueerde lichaam”? A. Leg uit wat gesitueerd betekent, B. Geef vervolgens antwoord op de vraag. Verwerk in je antwoord de (voortdurende) interactie tussen lichaam en omgeving. Gebruik ook het citaat “Het bewustzijn van onszelf in een omgeving komt tot stand via een lichaam dat altijd gesitueerd is”.
  3. Wat is het verschil tussen de ervaring van het leven en “de koelte van het papier” (citaat uit het tekstboek)?
  4. Wat is het nadeel van de “gebondenheid van het lichaam” (citaar uit het tekstboek)? Waaraan is het lichaam gebonden?
  5. Omschrijf de strijd tussen het Cartesiaanse dualisme enerzijds en de fenomenologie van Merleau-Ponty anderzijds. (Cartesiaans verwijst naar Descartes). Hier mag je best uitgebreid de tijd nemen. Dit is een van de meest wezenlijke debatten in de hedendaagse Westerse (en in zekere zin ook Oosterse) filosofie.
  6. Waaruit bestaat volgens Bruno Latour “de grote kloof” typerend voor de filosofische stroming van de fenomenologie?
  7. Wat betekent het begrip “hybride”?
  8. Wat betekent het begrip “cyborg”?
  9. Waar staat het begrip “symmetrische antropologie” bij Latour voor? Hoe lost Latour het dualisme op zijn manier op? Leg tevens uit waardoor de mens ook als hybride of cyborg begrepen kan worden.
  10. Leg in eigen woorden uit wat de “Actor Network Theory” van Latour inhoudt.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

veertien − vijf =