Wijsgerige antropologie – par. 1.5 – antwoorden

Een niet onderzochte les is het niet waard gegeven te worden.

Wijsgerige antropologie – par. 1.5 – antwoorden

  1. Wat bedoelt Sartre met de uitspraak: “De mens is gedoemd tot vrijheid”?
    Wanneer Aristoteles de vraag “Wat is de mens?” beantwoordt met de opmerking dat de mens een “Animal Rationale” (een denkend dier) is, onderscheidt Aristoteles de mens van de andere dier, daar deze beschikt over rationaliteit. Rationaliteit in de zin van een tweeledige manier van denken. 1. Een manier van denken waarbij de mens zich richt op de buitenwereld en daarop anticipeert, zoals dieren en 2. Een manier van denken waarbij de mens zich richt en anticipeert op de buitenwereld, maar tegelijkertijd ook de wereld en zichzelf in deze wereld kan denken. Dit laatste impliceert dat denken ook een denken over denken omvat. Denken over jezelf als denkend wezen in de wereld. (Waardoor je dus ook andere (vrije) keuzes kunt maken die verder gaan dan louter anticiperen op de buitenwereld. Wil ik wel zus en zo in de wereld zijn? Kan ik er niet in vrijheid voor kiezen om iets anders te doen dan mijn natuur mij ingeeft?)
    Maar met de Wil-vraag, eentje wiens antwoord tegen de natuur kan ingaan, ontstaat er ook moraliteit: Wat is het goede om te doen? Het goede is wellicht niet het meest natuurlijke… Maar als we tegen de natuur in, moraliteit en daarmee het denken en denken over denken (en over ons zelf) ruimte geven, dan kunnen we niet meer ons lot in de natuur de schuld geven voor al het onheil en onrecht dat ons overkomt. We kunnen niet meer het gevoel hebben dat we worden gestraft door de natuur. Vanaf dat moment zijn we vrij om tegen de natuur in te gaan en anders te kiezen. Maar voor die vrijheid zijn we dan ook verantwoordelijkheid.
    Sartre stelt dan ook dat we gedoemd zijn tot vrijheid. We kunnen niet anders dan als rationele, morele, denkende wezen vrij zijn en daarvoor verantwoordelijkheid nemen. Hoe ieder mens dit invult is een puur persoonlijke vraag.
  2. Waarom kan vrijheid een doembeeld zijn? Denk hierbij ook aan de Franse verlichtingsidealen van rede, vrijheid en verantwoordelijkheid.
    De rede (rationaliteit), vrijheid en verantwoordelijkheid kunnen ook zwaar zijn. De mens is in zoverre vrij, dat hij altijd vrij en verantwoordelijk is ook al wil deze dat niet. Je zou zelfs kunnen zeggen dat de mens voelt dat het gedoemd is tot vrijheid, maar wellicht van alles probeert (technologie, bureaucratie, structuur, afspraken, etc.) in het leven te roepen om juist deze vrijheid en verantwoordelijkheid te kanaliseren en wellicht zelfs over te nemen. Hoe vaak proberen mensen wel niet om technische oplossingen te vinden voor morele vraagstukken over goed en kwaad? Ik heb zelfs leerlingen gehad die aan mij vroegen waarom ik een morele vraag stel die niet (technisch) oplosbaar is.
  3. Heb je zelf wel eens het gevoel dat vrijheid en verantwoordelijkheid als een zwaard van Damocles boven je eigen hoofd als leerling hangt?
    Eigen mening.
  4. Waar staat het begrip existentie voor?
    “Existentie gaat voor essentie” is wat de existentie-filosofen (Heidegger, Sartre, Arendt, de Beauvoir) kenmerkt. Voordat we de essentie van de mens in woorden vatten (de mens is zus en zo). Voordat we überhaupt iets over de wereld (in woorden) vatten als zus en zo, is de mens “er”. Hij is daar (er). Hij is in-de-wereld. Hij is in-de-wereld gepositioneerd. Eerst existeert hij of zij in de wereld en van daaruit gaat de mens op zoek naar de essentie. Existentie filosofie probeert wellicht op dubbelzinnige wijze de essentie te vinden van existentie: Hoe staat de mens in-de-wereld? Als we daar antwoord op kunnen vinden, dan weten we ook hoe de mens vanuit dit in-de-wereld-staan aan een essentie bouwt.
  5. Gaat volgens jou de existentie voor de essentie? Leg uit!
    Eigen mening.
  6. Wat is de link tussen existentie en het in-de-wereld (Heidegger)/gesitueerd (Ponty) zijn?
    Beide gaat het over de ruimte voordat de mens deze ruimte in begrippen gaat definiëren.
  7. Simone de Beauvoir stelt: “Je wordt niet als vrouw geboren, maar je wordt er een”. Wat bedoelt de Beauvoir met deze uitspraak?
    In-de-wereld zijn kent volgens de Beauvoir, maar eigenlijk alle existentiefilosofen volgens mij, geen voorgeprogrammeerde wereld waarin de vrouw vrouw en de man man is op cultureel vlak. Er zijn wel biologische verschillen, maar deze kunnen we als essentie pas naar de existentie in begrippen en wetenschap vatten. Het is de manier hoe we wetenschap bedrijven en cultureel de man en vrouw onderscheiden op grond van talloze normen en waarden, dat de vrouw op een bepaalde manier vrouw wordt en de man man en de man-vrouw verhouding man-vrouw verhouding.
  8. In hoeverre is de man-vrouw-verhouding (de man als de (anders gepositioneerde) Ander) bij de Beauvoir een existentialistisch thema?
    Zie hierboven.
  9. In hoeverre ben je het met de Beauvoir eens dat de vrouw zich door de man laat overheersen?
    De vrouw is gedoemd tot vrijheid en verantwoordelijkheid. Wat de vrouw is, is een gedefinieerde essentie en deze is als zodanig wetenschappelijk en cultureel bepaald. Deze essentie is veranderlijk. De vrouw kan deze essentie en hoe we over mannen en vrouwen praten beïnvloeden. Dit is de vrijheid en verantwoordelijkheid die ieder individu voor zichzelf heeft, man en vrouw.
    De vraag is of vrouwen zodanig slachtoffer zijn dat ze speciale hulp nodig hebben. Dit is problematisch, omdat vrijheid en verantwoordelijkheid een individuele aangelegenheid is die geen structurele, op essentie-gebouwde, geïnstitutionaliseerde hulp nodig zou moeten hebben van boven.
  10. Waar staat het begrip “fallocentrisme” voor en hoe probeert Luce Irigaray via het “differentiedenken” buiten de gebaande paden te treden en daarmee de vrouwelijke buitensluiting te bestrijden?
    Fallus=penis. Falluscentrisme is het concept dat in de samenleving de penis centraal staat en daarmee de mannelijke superioriteit. Irigaray refereert naar het Franse woord “Ils” dat als zodanig mannelijk is. Op grond waarop is dit woord mannelijk? Waarschijnlijk om dat de mannelijke superioriteit centraal staat. Hier probeer Irigaray de taal zodanig te veranderen dat er gelijke patronen tussen mannen en vrouwen in de taal gaan ontstaan en daarmee de talige verschillen (differentiedenken) worden opgelost. Dit staat ook in lijn met Martin Heidegger (De taal is het huis van het zijn), Wittgenstein (Waarover men niet spreken kan, moet men zwijgen) en andere filosofen als Cassimir en Walter Benjamin. De taal zijn meubels van waaruit de wereld bekeken wordt. Verander de kleur van de meubels (de taal) en je verandert ook de manier hoe mensen naar de wereld kijken. En de taal, concepten zijn natuurlijk essenties. Maar omdat de mens vrij is en als zodanig in-de-wereld existeert, kan de mens niet anders dan voortdurend (verantwoordelijkheid nemen om) de taal te veranderen. Zoals Peter Sloterdijk zou zeggen: “Je moet je leven veranderen”.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

5 × twee =