HGL – Week 23
66. De kandidaten kunnen uitleggen wat wordt bedoeld met de vraag naar zin. Daarbij kunnen zij deze vraag:
in verband brengen met het goede leven en de vrije markt;
benaderen vanuit religieus, moreel en politiek-ideologisch perspectief.
De vraag naar zin is de oervraag van de filosofie. Bepalend is de plek die de mens in de wereld inneemt.
Religieus: In een wereld zonder God neemt de mens alleen een plek in op aarde en is er geen hemel. De zin van het leven speelt zich dan vooral op aarde af. Wanneer het klimaat slechter wordt en er geen hemel is, dan kan men ook anders gaan kijken naar de geboorte en de dood.
Moreel: Wat als “goed” en “slecht” wordt gezien, wordt bepaald door datgene wat mensen telkens weer opnieuw (re-) met elkaar verbindt (ligaire), re-ligie dus. Religie is het opnieuw verbindende en kent vele vormen: Christendom, Hindoeïsme, Islam, Nihilisme, Jodendom, etc. etc. Iedere religie kijkt anders aan tegen het goede en het kwade aan.
Politiek-ideologisch: De moderne tijd “predikt” een nieuwe religie van de vrije markt en haar hypermoderniteit, waarin de zin van het leven bepaald wordt door voortdurende en steeds intensere behoeftebevrediging, die steeds meer atomair (gepersonaliseerd), gericht is op het aanbieden van kortstondige belevenissen. Er zijn winnaars en losers en mislukking is geheel de eigen verantwoordelijkheid. Deze meritocratische samenleving werkt enorm bedrukkend op de psyche van de mens (werkdruk, stress, etc.). Het is maar zeer de vraag of de mens dit aankan (natuurlijk kan de mens bemiddelt door techniek een nieuw trans-mens worden waarin het brein wordt “gehackt”, maar dit zijn nog fantasieën van nieuwe technopredikanten. Ondertussen wordt er een heel scala aan controlesystemen opgetuigd om mensen in bedwang te houden (panopticon / magister 🙂 ), terwijl het werkelijk contract tussen mensen en de kwetsbaarheid van mensen steeds verder buiten schot geraakt.
De filosoof Slavoj Zizek stelt dat geluk je niet zonder meer je creatief bevredigt. Het goede leven en de zin van het (creatieve) leven is volgens Zizek dan ook niet een leven op zoek naar geluk. Veel mensen ook verlangens van geborgenheid, bescherming, uitdaging en richting hebben (p. 294). Velen verlangen meer dan genot. Wat zinvol wordt geacht, is veelal ook afhankelijk van de culturele achtergrond. Zo is de christelijke cultuur doordrongen van schuld en boete en was voor de Spartanen in het oude Griekenland het sterven op het strijdveld eervol. Mensen kunnen om uiteenlopende redenen de eigen dood prefereren boven een zinloos leven. Wanneer men zich schuldig voelt, kan men het andere doen ook al betekent dit wellicht de dood. De mens kan het zinvolle doen en daarmee het “banale” leven overstijgen.
67. De kandidaten kunnen Taylors analyse van de transformatie van de vraag naar zin in de moderne tijd weergeven. Daarbij kunnen zij uitleggen:
welke rol individuele zelfreflectie, zelfdiscipline, kunst en de opkomst van de natuurwetenschappen hierin spelen; wat de verhouding tussen christendom, seculier humanisme en antihumanisme hierbij is;
wat Taylor bedoelt met het ‘Nova-effect’, ‘supernova’ en cross-pressured-zijn.
Taylor stelt de vraag: “Hoe kan het dat in het jaar 1500 iedereen in God geloofde en religie dus volstrekt vanzelfsprekend was, terwijl rond het jaar 2000 geloof in God primair een optie is, een mogelijkheid die zelf vele kleuren kan aannemen en ook hele andere mogelijkheden naast zich aantreft: atheïstisch, agnostisch, twijfelend, dogmatisch, fundamentalistisch, chirstelijk, boeddhistisch, islamitisch, humanistisch, New-Age-achtig- noemt maar op?”
Wat we eerder ook al hebben besproken bij de geschiedenis van het moderne individualisme is het thema van zelfreflectie. Het Christendom omvatte een cultuur waarin mensen geloofden dat ze zelf in gesprek waren met God en God vertelden wat ze goed en slecht hadden gedaan. Deze “dialoog” met God was een vorm van zelfreflectie gericht op het helder krijgen van wat goed en slecht is. Dit zorgde er ook voor dat mensen zelf gingen zoeken naar manieren om beter te leven. Op een gegeven moment kwam de vraag naar boven of God hier wel voor nodig was en of de mens dat gesprek niet met zichzelf aan kon gaan. Dan ontstaat er secularisatie (ontkerkelijking – loslaten van het idee God), maar blijft de zelfreflectie over.
Tijdens de verlichting kwam naast het Christendom ook het seculiere Humanisme (zelfreflectie – mens reflecteert op zichzelf en daarvoor is God niet noodzakelijk).
Het humanisme heeft vervolgens met Nietzsche en Marx een anti-humanistische beweging gekregen. Een humanisme is saai. Stel je maar eens een perfect geordende, humane wereld voor je zoals D66 deze voor ogen heeft. Voor jullie filosofiedocent is deze wereld prima, maar wellicht ook saai… Wat is de zin van een dergelijk humanisme. Antihumanisme zet de wil en niet de zelfreflectie centraal. Niet eindeloos reflecteren op het goede of slecht, maar juist de wil uitdragen en leven!
Het NOVA-effect: het beschikbaar worden/ontstaan van meerdere levensbeschouwingen (christendom, humanisme, antihumanisme) die met elkaar onverenigbaar zijn. Christendom duldt geen humanisme en antihumanisme. Antihumanisme duldt geen humanisme en Christendom. Humanisme staat op gespannen voet met antihumanisme en Christendom. Het NOVA-effect is dan ook het uiteenspatten van religie, datgene wat mensen telkens weer opnieuw verbindt… Het NOVA-effect is een uiteenspattende ster. De ster is het verbindende.
De SUPERNOVA: Wanneer mensen steeds meer zelfverantwoordelijk zijn voor het zijn van “goede mensen”, dan is het niet gek dat ze ook zelf religie gaan vormgeven en dat de ster uiteenspat. Wellicht zijn er tegenwoordig net zo veel religies als dat er mensen zijn… iedereen shopt zijn of haar eigen religie bij elkaar. Deze hyperindividualiteit vormt de basis voor de radicaal plurale tijd!
Taylor geeft aan dat met de aanwezigheid van opties, de vanzelfsprekendheid van het verbondende verloren gaat. We kunnen niet meer geloven, maar ook geen humanist meer zijn en ook niet postmodern. Twee dingen staan hierin centraal: 1. de aanwezigheid van opties biedt geen grond meer onder de voeten en 2. de opties worden bij elkaar geshopt zodanig dat ze bij je passen, zodat je authentiek kunt zijn. Authenticiteit wordt daarmee ook een moderne vervanging van een leven zonder duidelijke eenheid.
KUNST: Kunst kan betekenis uitdrukken. In een wereld zonder gedeelde waarheid/religie, kan de kunst ervoor zorgen dat we oefenen in het zelf nadenken en zelf verbinden van onze ideeën (creativiteit). Denk hierbij aan poëtische vorming… het vormen van mensen in het verbeelden van wat ze voelen en denken in woorden, zorgt ervoor dat ze zichzelf ook kunnen duiden en ideeën kunnen verbinden. Het is wellicht vreemd dat de kunsten in deze tijd als hobby worden gezien zoals we eerder hebben kunnen lezen in de tekst van Hanna Arendt.
68. De kandidaten kunnen aangeven wat de centrale vragen zijn in het moderne debat tussen christendom, seculier humanisme en
antihumanisme. Daarbij kunnen ze Taylors positie in dit debat (agapè-liefde) uitleggen en beoordelen.
(P. 315) Agape (liefde) is het centrale (Christelijke) begrip wat humanisme, antihumanisme en christendom verbindt, waarbij het draait om wie het beste, het meest geloofwaardige verhaal vertelt op zoek naar onze morele ervaring (wat het goede is om te doen)? We zien nu ook veel verhalen over armoede, de staat van de natuur, kapitalisme, waarbij de strijd nog niet gestreden is. Wat het beste verhaal is over wat het goede en het slecht is in deze tijd, is nog niet duidelijk.
Humanisme heeft liefde voor de menselijke natuur met sympathie en empathie binnen een maatschappelijke orde met instituten en regels.
Antihumanisme heeft liefde voor de strijd en de blinde scheppingsmacht (Nietzsche Üebermensch).
Christelijke positie draait om de menselijke bloei. Liefde komt van buiten (God) en is via God in ons allemaal aanwezig en verbindt ons allemaal. We zijn allemaal via iets hogers (God) door liefde met elkaar verbonden. Dit lijkt op een familie (p. 315) maar in een familie zijn er nog regels. Deze liefde overstijgt regels en beperkingen, bureaucratie, instituten, systemen, codes, etc.