Project klas 2

Een niet onderzochte les is het niet waard gegeven te worden.

Project klas 2

Les 1: Utopie & Dystopie
Utopie: Ou (niet) +Topos (plaats). Denk aan topografie (het beschrijven (graferen) van plaatsen).
Een utopie is een niet bestaande plaats. Een Utopie is dus een plaats die alleen maar in je gedachten en dromen kan bestaan.
Utopie is een DROOMWERELD.

Dystopie: Antiutopie. Anti = tegen. Een dystopie is dus een wereld óók een niet bestaande wereld, maar dan een tegenovergestelde niet-bestaande wereld. Dus geen droomwereld maar een nachtmerrie. De HEL op aarde!

Eigenschappen:

  1. Propaganda
  2. Censurering
  3. Aanbidding
  4. Surveillance
  5. Angst
  6. Onmenselijk
  7. Onnatuurlijk
  8. Onnadenkend
  9. Illusie/nep

Vier soorten dystopieën / nachtmerries:

  1. Organisatie-controle (school, instituten, bedrijven)
  2. Bureaucratische controle (regels en wetten)
  3. Technologische controle (digitale systemen en computers)
  4. Religieuze controle (ideologieën en religies)

Voorbeeld 1: Technologische controle

Opdracht: Bespreek in groepjes van maximaal vijf leerlingen de bovenstaande dystopie. Werk dit uit in een elevatorpitch van maximaal 2 minuten. Deze wordt aan het einde van de les gepresenteerd.

Verwerk in je dystopie de volgende eigenschappen:

  • Propaganda: welk verhaal wordt er verteld met als doel om je te vermaken en enthousiast te krijgen, maar dat niet zondermeer waar is en/of klopt? (Een reclameboodschap of iets anders dat goed verkoopt)
  • Censurering: welke informatie mag niet worden verteld en gedeeld? Is er iets dat wordt verboden of dat stiekem niet wordt verteld aan iedereen? (Verbod of achterhouden van informatie)
  • Aanbidding: zijn er mensen die worden aanbeden en daarom extra veel te zeggen hebben over wat belangrijk is zonder dat hiervoor echt een goede reden is? (Helden, sporters, artiesten)
  • Surveillance: worden mensen gecontroleerd zonder dat ze precies weten hoe ze worden gecontroleerd en wanneer? (magister, belastingdienst, sociale profielen)
  • Angst: zijn er mensen bang voor de wereld waarin ze leven en waardoor komt dat? Wat maakt ze angstig? (politie, presetatiedruk, angst om te falen)
  • Onmenselijk: zijn er mensen die eigenlijk niet meer serieus genomen kunnen worden omdat ze weinig menselijks laten zien? (mensen die saai lopende band werk doen, mensen die niet meer nadenken, mensen zonder zin in het leven, mensen die wegkwijnen op de bank zonder doel)
  • Onnadenkend: zijn er mensen die dingen doen zonder daar nog bij na te denken? (denk aan mensen die bijvoorbeeld bommen maken voor een oorlog zonder dat ze nadenken over de consequenties)
  • Illusie/nep: in hoeverre is de wereld waarin mensen leven nog echt? (In hoeverre leeft men in een nepwereld?)

Les 2: De vier dystopieën

Voorbeeld 2: Religieuze controle

Voorbeeld 3: Technologische controle

Voorbeeld 4: Bureaucratische controle

Voorbeeld 5: Bedrijfscontrole

Voorbeeld 6: Schoolcontrole

Opdracht: Bespreek in groepjes van maximaal vijf leerlingen één van de andere vier dystopieën uit. Werk dit uit in een elevatorpitch van maximaal 2 minuten. Deze wordt aan het einde van de les gepresenteerd. Verwerk hierin de volgende eigenschappen:

  • Propaganda: welk verhaal wordt er verteld met als doel om je te vermaken en enthousiast te krijgen, maar dat niet zondermeer waar is en/of klopt? (Een reclameboodschap of iets anders dat goed verkoopt)
  • Censurering: welke informatie mag niet worden verteld en gedeeld? Is er iets dat wordt verboden of dat stiekem niet wordt verteld aan iedereen? (Verbod of achterhouden van informatie)
  • Aanbidding: zijn er mensen die worden aanbeden en daarom extra veel te zeggen hebben over wat belangrijk is zonder dat hiervoor echt een goede reden is? (Helden, sporters, artiesten)
  • Surveillance: worden mensen gecontroleerd zonder dat ze precies weten hoe ze worden gecontroleerd en wanneer? (magister, belastingdienst, sociale profielen)
  • Angst: zijn er mensen bang voor de wereld waarin ze leven en waardoor komt dat? Wat maakt ze angstig? (politie, presetatiedruk, angst om te falen)
  • Onmenselijk: zijn er mensen die eigenlijk niet meer serieus genomen kunnen worden omdat ze weinig menselijks laten zien? (mensen die saai lopende band werk doen, mensen die niet meer nadenken, mensen zonder zin in het leven, mensen die wegkwijnen op de bank zonder doel)
  • Onnadenkend: zijn er mensen die dingen doen zonder daar nog bij na te denken? (denk aan mensen die bijvoorbeeld bommen maken voor een oorlog zonder dat ze nadenken over de consequenties)
  • Illusie/nep: in hoeverre is de wereld waarin mensen leven nog echt? (In hoeverre leeft men in een nepwereld?)

Les 3: Uitwerken

Opdracht: Bespreek in groepjes van maximaal vijf leerlingen nog één van de andere vier dystopieën uit. Werk dit uit in een elevatorpitch van maximaal 2 minuten. Deze wordt aan het einde van de les gepresenteerd. Verwerk hierin de volgende eigenschappen:

Les 4: Eigenschappen en gevaren van complotdenken en dystopisch denken.

Complotdenken wordt gekenmerkt door de sterke overtuiging dat een bepaalde, als onrechtvaardig ervaren situatie, het resultaat is van een doelbewuste samenzwering van een groep mensen met kwade bedoelingen.

Complotdenkers wantrouwen de wereld waarin ze leven.

Complotdenkers creëren niet zelden dystopieën.

Complotdenkers

Complotdenken lijkt veel overeenkomsten te hebben met paranoïde wanen.

  1. Toenemende onzekerheid
  2. Eenzaamheid / isolement
  3. Versterken van het lijden (van anderen)
  4. Agressie
  5. Fysiek geweld
  6. Psychische kwetsbaarheid
  7. Onjuiste denkbeelden
  8. Koppig en volhardend in denkbeelden
  9. Droomwereld als waanidee
  10. Idiosyncratisch (op zichzelf gericht)
  11. Niet passend in een (sub)cultuur

63_2021_11_artikel_veling.pdf (rug.nl)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

20 − achttien =