Wat maakt de mens? Kwestie 1: paragraaf 1.2

Een niet onderzochte les is het niet waard gegeven te worden.

Wat maakt de mens? Kwestie 1: paragraaf 1.2

  1. Wat is het verschil tussen begrijpen en verklaren? (P. 41) Verwerk in je antwoord het begrip “positivistische wetenschap”.
  2. Wat is de kritiek van fenomenologie op het derdepersoonsperspectief van de “feitenwetenschap”?
  3. Wat is het verschil tussen de objectieve wereld (feitenwetenschap) en de leefwereld (fenomenologie)? Verwerk dat wat er centraal staat in de leefwereld (laatste alinea p. 42)
  4. Het objectiveren van de wereld kan leiden tot een soort van “Cartesiaans Totaalsysteem”. Wat zou ene Cartesiaan Totaalsysteem kunnen zijn en welke kritiek hebben de fenomenologen hierop?
  5. Wat bedoelt Husserl met de leefwereld die voorafgaat aan de objectieve wereld? (p. 43)
  6. Husserl lijkt toch nog op zoek naar essentiële (objectieve) kenmerken van de manier waarop de wereld aan ons verschijnt. Leg deze zoektocht uit.
  7. Maurice Merleau-Ponty stelt het lichaamsschema voor en de geleefde ervaring. Leg aan de hand van het voorbeeld van het oog en de camera (p. 43 & 44) uit waar, in tegenstelling tot Husserl (die dus op zoek is naar essentiële kenmerken van de manier waarop de wereld aan ons verschijnt), naar op zoek is.
  8. Albrecht Dürer (p. 45) schildert “met raster bij een tekenen naar een model” (p. 45). Leg uit dat men de renaissance de voorbode wordt gelegd voor het Cartesiaanse Totaalsysteem en de verlichting van waaruit de wereld tot object van studie wordt gemaakt.
  9. Wanneer je naar de afbeelding op p. 45 kijkt, dan zie je een duidelijke compositie. Het oog kan van links naar rechts en van boven naar beneden verschillende stukken bekijken en zich afvragen wat er gebeurt. Daarmee nodigt het schilderij dus ook uit om heel specifiek het tafereel te bekijken en in te zoomen. Hiermee wordt het schilderij in kleinere (stukjes in het raster / systeem) geordend en bekeken / geobjectiveerd. Leg uit wat het verschil is met dat wat de geleefde ervaring (fenomenologen) 300 jaar later benadrukken a.d.h.v. het schilderij van Paul Cézanne (p. 47).
    (Hebben jullie ook niet het idee dat het werk van Dürer je veel meer dwingt in te zoomen, dan het schilderij van Cézanne?)
  10. Wat betekent het begrip “prereflexief”?
  11. Leg uit wat het verband is tussen het lichaamsschema en proprioceptie.
  12. Wat is het verschil tussen een lichaam zijn (en ervaren) en een lichaam hebben (als object kunnen betasten)?
  13. In de psychische hulpsector wordt vaak gebruik gemaakt van de zogenaamde “cognitieve gedragstherapie”: “Cognitieve therapie gaat vooral uit van de invloed van het denken op het gevoelsleven en het doen.”. Hier lijkt de cliënt het eigen gevoelsleven en het doen als objecten in het eigen denken te moeten vatten.
    – Leg uit in hoeverre dit aansluit bij het Cartesiaanse Totaalsyteem.
    – Leg uit in hoeverre je je eigen gevoelsleven en het doen kunt “hebben”

    Tegenwoordig wordt “mindfulness” populairder: “We kennen allemaal het gevoel volledig bevangen te zijn door een moment: de betoverende zonnestralen van een zomermorgen, de smaak van je favoriete gerecht of de eerste noten van je lievelingsliedje. Onze gedachten zijn stil en we waarderen de pracht van het moment.”.
  14. Leg uit in hoeverre mindfulness meer aansluit bij de fenomenologische benadering.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

15 − 2 =