Onderwijsfilosofie (2)

Een niet onderzochte les is het niet waard gegeven te worden.

Onderwijsfilosofie (2)

Lader Bezig met laden...
EAD logo Duurt het te lang?

Opnieuw laden Laad het document opnieuw
| Open Openen in nieuwe tab

Download [1.83 MB]

Lader Bezig met laden...
EAD logo Duurt het te lang?

Opnieuw laden Laad het document opnieuw
| Open Openen in nieuwe tab

Download [1.44 MB]

Lader Bezig met laden...
EAD logo Duurt het te lang?

Opnieuw laden Laad het document opnieuw
| Open Openen in nieuwe tab

Download [0.96 MB]

Achterliggende theorie
Het doel van het gehele oeuvre van Plato lijkt te zijn: te onderzoeken welke diepere, grotere, achterliggende principes er verscholen liggen voorbij de waarneembare werkelijkheid, die de oorzaak zijn van alles. Zijn deze principes er? Zo ja: met welke methode kunnen we ze dan bevatten? En wat zijn die principes nu precies van aard?

Plato poneert als verklaringsmodel zijn ideeënwereld of vormenwereld. Het aannemen van het bestaan van transcendente vormen of ideeën (ideai) lijkt hem de beste manier om de achterliggende principes van onze belevingswereld te begrijpen. De meeste mensen hebben in hun hoofd wel een soort beeld van abstracta zoals het Schone, het Ware of het Goede. Dit zijn volgens Plato de zogenaamde vormen of ideeën. De vergankelijke werkelijkheid, de wereld om ons heen, bestaat uit dingen die alle deelhebben (metechein) aan deze vormen; ze bestaan zelfs alleen voor zover ze deelhebben aan de vormen. De vormen zijn onvergankelijk (athanatos) en transcendent: ze ‘zijn’ echt, terwijl de vergankelijke wereld slechts ‘is’ voor zover ze deelheeft aan de vormen.

Methode
Hoe gaat Socrates volgens Plato nu te werk bij het in contact brengen met de vormenwereld? Hij bespreekt gewoonlijk een vraag zoals “wat is rechtvaardigheid?”. Dat is natuurlijk in feite een poging contact te maken met de vorm van het Rechtvaardige. Zijn gesprekspartner komt dan op de proppen met een bepaalde definitie. Socrates gaat eerst mee in diens betoogtrant, en laat hem zijn definitie uitwerken: dat wordt Socratische ironie (eironeia) genoemd. Vervolgens geeft hij tegenargumenten, waarop de gesprekspartner moet toegeven dat zijn definitie niet houdbaar is, en dat hij niet weet wat dan wel een juiste definitie is: dat is elenchos, ‘het op de proef stellen’.

Wanneer zijn gesprekspartner door discussie met Socrates eenmaal weet dat hij eigenlijk niets weet, dán kan het echte werk beginnen. Socrates gaat nu proberen, door de juiste vragen te stellen, tevoorschijn te halen wat hij wél kan weten over het onderwerp. Hij stelt dan slechts de vragen, maar verschaft niet de antwoorden: die komen van zijn gesprekspartner zelf. Deze is hier bezig zijn eigen ziel te onderzoeken met zijn geest, om zijn kennis (epistêmê) over de vormen wakker te schudden. Deze kennis komt niet van Socrates, maar van hemzelf, door middel van anamnese. Socrates helpt alleen bij het tevoorschijn komen van deze kennis: dat wordt maieutiek genoemd, de ‘kunde der vroedvrouwen’, omdat hij als het ware iemand helpt bij het ‘baren’ van kennis.

Volgens Plato is de ziel onsterfelijk en heeft vóór de geboorte van een nieuw individu de Vormen aanschouwd, het is nu alleen zaak om zich deze Vormen opnieuw te herinneren, om als het ware (zoals Socrates doet) de taak van de vroedvrouw te spelen om deze kennis terug te brengen.

(Bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Socratische_methode)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

achttien + tien =